Na het succesvolle offensief bij Mesen beslist generaal Haig, commandant van de British Expeditionary Force (BEF) een doorbraak te forceren in de sector van Ieper en daarna door te stoten tot de haven van Brugge, om de dreiging van de Duitse U-Boten voor de Britse economie uit te schakelen. Het eerste doel: zich voor de winter meester maken van de heuvelrug tussen Westrozebeke en Broodseinde. Ondanks hevige regen wordt de datum van het offensief behouden.
Het offensief begint op 31 juli 1917 in een dichte mist. Het Franse leger steekt ten noorden van Ieper de IJzer over en neemt de dorpen Steenstrate en Bikschote in. In het centrum drijven de Britten de Duitsers 3 km terug en nemen ze versterkte dorpen zoals Saint-Julien in. Hevige regen stopt de opmars naar de weg Menen-Ieper. Dit geeft de Duitsers de kans om zich te reorganiseren.
Het tweede offensief, gericht tegen de verdedigingslinie Geluveld-Langemark, begint op 16 augustus 1917. De Fransen bereiken de plaats Drie Grachten, terwijl de Britten zich meester maken van Langemark. De ontmoedigde Britse soldaten weigeren verder te gaan.
Het derde offensief begint op 20 september en heeft het dorp Geluveld, ten zuiden van Ieper, als doel. De Britten en de ANZAC-troepen vorderen meter na meter en ondergaan een tegenaanval met mosterdgas. Het Polygoonbos en Zonnebeke worden ingenomen, maar Geluveld blijft in handen van de Duitsers.
De laatste aanval wordt op 6 november ingezet door het Canadese korps van Currie. Het doel, het dorp Passendale, wordt na twee uur bereikt, maar de verliezen zijn zwaar. Met de Slag bij Passendale boeken de Britten 8 km terreinwinst en verlagen ze de druk op het Franse leger. Maar de verliezen zijn loodzwaar: 8.500 Fransen, 4.000 Canadezen, 250.000 Britten en 260.000 Duitsers zijn gedood, gewond of vermist.